Gnurr is een vreemd, zeldzaam en licht absurd woord dat je zelden in het dagelijks taalgebruik tegenkomt – en dat is geen toeval. Het woord stamt namelijk uit een satirisch sciencefictionverhaal van schrijver Reginald Bretnor uit de jaren ’50, waarin hij zijn hoofdpersoon, de bizarre maar briljante Dr. Papa Schimmelhorn, vreemde wezens liet creëren door kleding te laten liggen in hoeken van kamers. Deze wezens werden… gnurrs genoemd.
Volgens het verhaal ontstaat een gnurr wanneer je te lang je vuile was laat liggen, en deze zich vermenigvuldigt tot een soort klein monster. Humoristisch bedoeld, maar ook een speelse knipoog naar het idee dat rommel ‘levend’ wordt als je het negeert.
Hoewel het dus geen officieel woord is met een vaste betekenis in het woordenboek, wordt “gnurr” soms nog gebruikt als grappige term voor ongewenste chaos, vieze was, of mysterieuze rommel die lijkt te groeien als je het niet opruimt.
Kort gezegd:
Gnurr betekent eigenlijk niets – en toch alles. Het is een speelse verzonnen term die vooral duidelijk maakt: als je je rotzooi te lang laat liggen, krijg je er misschien onverwachte huisgenoten bij. 🧦👾